Nederland zit midden in een energietransitie. Huishoudens en bedrijven moeten van het gas af. De afgelopen periode zijn de gasprijzen flink gestegen, wat ondernemers deed realiseren hoe groot de afhankelijkheid van deze fossiele brandstof is.
Het gebruik van gas voor het opwekken van energie wordt langzaam in de ban gedaan. Energiebedrijf Vattenfall zet volledig in op groene wind -en zonne-energie en gaat op de lange termijn volledig stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen.
Tijdens het Nationaal Symposium Textielbeheer sprak Alexis Fischer namens Vattenfall over de ‘impact van de energietransitie op de ondernemersagenda’. Fischer werkt als business developer bij de van origine Zweedse energiegigant.
De gasprijs is erg afhankelijk van externe factoren, zoals geopolitieke gebeurtenissen. Maar ook van het aanbod groene stroom: als het aantal zonne -of winduren tegenvalt, stijgt de gasprijs. Hetzelfde geldt voor de elektriciteitsprijs. Andersom geldt: als de weersverwachting zich bijstelt naar beter weer, dalen de prijzen.
“Energie is een risicovol product,” aldus Fischer. Zijn advies is dan ook om energiekosten vast te zetten voor een bepaalde periode. “Dat is misschien niet altijd het goedkoopste, maar als je hoopt op lagere prijzen ga je speculeren en dat brengt risico’s met zich mee.”
Er zijn drie grote energiebronnen waar energiebedrijven zich mee bezig houden: gas, waterstof en elektriciteit.
Gas
De wereldvoorraad gas is nog voldoende voor zo’n vijftig jaar, berekent op basis van het huidige oppompniveau. Gas is dus eindig, het heet niet voor niets een fossiele brandstof. Daarbij komt dat het opgepompte gas wereldwijd afneemt. Zo heeft de Nederlandse overheid al in 2018 besloten om te stoppen met het oppompen van gas uit Groningen.
De afnemende beschikbaarheid van gas zal er uiteindelijk toe leiden dat gas uit de markt geprijsd wordt. “We zijn daarin sterk afhankelijk van het buitenland en de regulering rondom gasgebruik wordt strenger over tijd,” legt Fischer uit. Onderdeel van die regulering is dat niet alleen woningen, maar ook bedrijfsgebouwen en kantoren in Nederland vanaf 2050 zonder aardgas verwarmd moeten worden.
Waterstof
Een ogenschijnlijk veelbelovende en innovatieve mogelijkheid tot opwekken van energie is waterstof. Waterstof is een geur -en kleurloos gas en is in staat om energie op te nemen. Het bevat van nature dus geen energie en is daarom geen energiebron, maar een energiedrager. Waterstof kan meer energie opnemen dan welke andere stof dan ook. Als waterstof vervolgens verbrand wordt laat waterstof die energie los en kan het gebruik worden.
“Om waterstof te maken is elektriciteit of aardgas nodig,” vertelt Fischer. Een grondstof, bijvoorbeeld aardgas of water, wordt met elektriciteit omgezet in waterstof. “Dat maakt het een inefficiënte en vooral dure energiedrager.”
Vattenfall ziet waterstof dan ook niet als de energieopwekker van de toekomst, maar het bedrijf zet wel in op het gebruik van de moleculen van waterstof. “Die kunnen gebruikt worden om staal te maken. Dan vervang je steenkool in het productieproces voor duurzame waterstof.” Waterstof wordt in Nederland nauwelijks gebruikt als energiedrager, maar de 10 miljard kubieke meter waterstof die per jaar geproduceerd wordt, wordt vooral als grondstof voor chemische stoffen gebruikt, zoals ammoniak.
“Gas en waterstof zijn niet the way to go.” Concludeert Fischer na de uiteenzetting van deze energiebronnen. “Elektriciteit is de energiebron van de toekomst.”
Elektriciteit
“Elektriciteit is de basis voor een duurzame toekomst,” aldus Fischer. Gas en waterstof zijn afgevallen als de energiebron van de toekomst. Vattenfall zet in op elektriciteit door te investeren in windmolenparken en zonnepanelen. “De productie van elektriciteit wordt steeds schoner en groener.” Vandaar dat Fischer bedrijven aanraadt om zo veel mogelijk onderdelen van het bedrijfsproces op elektriciteit aan te sluiten.
Het feit dat huishoudens en bedrijven van het gas af moeten en auto’s op fossiele brandstoffen vanaf 2035 niet meer verkocht mogen worden zijn twee factoren die de vraag naar (groene) elektriciteit enorm doen stijgen. Gevolg: een overbelast stroomnet.
File op het net
Het stroomnet in grote delen van het land zit vol, zoals te zien op de kaart van Netbeheer Nederland. Netcongestie is niets meer dan een file op het elektriciteitsnet. Het huidige elektriciteitsnet is niet opgewassen tegen de enorme hoeveelheden stroom die bedrijven verlangen van energiebedrijven, maar die andersom ook terug het stroomnet opgestuurd worden door bijvoorbeeld bedrijven met zonnepanelen. Om ervoor te zorgen dat het net niet overbelast raakt, worden er beperkingen op stroomnetten gesteld.
De oplossing ligt aan twee kanten. Allereerst moet de infrastructuur op orde. De kabels moeten dikker worden en netbeheerders moeten de capaciteit opschroeven. Aan de andere kant kunnen bedrijven hun steentje bijdragen door bijvoorbeeld samen te werken en gebruik te maken van flexibele energiecontracten, waardoor capaciteit onderling uitgewisseld kan worden. Ook is het belangrijk om te investeren in energiebesparende oplossingen. Als een bedrijf minder energie nodig heeft, vraagt het niet alleen minder van het net, maar bespaart dat ook kosten.
Een andere oplossing is het opslaan van energie. Door opgewekte energie niet direct het net op te sturen maar lokaal op te slaan wordt het stroomnet ontlast. Voorlopig is dit nog toekomstmuziek. Op grote schaal voldoende elektriciteit opslaan om bijvoorbeeld een wasserij mee te laten draaien is nog niet mogelijk. Wel zijn er geslaagde voorbeelden van kleinschalige projecten, waar bijvoorbeeld auto’s opgeladen worden met opgeslagen groene energie. Voor een onderdeel van de bedrijfsvoering biedt energieopslag dus al wel mogelijkheden.
De energietransitie is volop gaande en kent nog veel technologische beperkingen. Toch is het belangrijk om nu al na te denken over hoe een bedrijfsproces ingericht kan worden op elektriciteit. Fischer: “Je kunt nu al in kaart brengen welke capaciteit je nodig hebt in de toekomst, zodat netbeheerders daar rekening mee kunnen houden in hun planning.”