De meest energie-intensieve bedrijven van Nederland kunnen samen vele honderden miljoenen kubieke meters aardgas besparen met maatregelen die ze binnen korte tijd hebben terugverdiend. Daartoe zijn ze ook verplicht, maar de meerderheid van de bedrijven werkt niet mee.
Op 4 juni jongstleden stuurde demissionair klimaatminister Rob Jetten cijfers naar de Tweede Kamer die er niet om liegen. Een groep van ongeveer achttienhonderd bedrijven kan 800 miljoen kubieke meter gas besparen met maatregelen die binnen zeven jaar zijn terugverdiend. Dat scheelt ruim 2 miljoen ton CO2, meer dan 4 procent van de totale uitstoot door de industrie.
De besparingen zijn in kaart gebracht bij fabrieken en andere grootverbruikers die minstens 170.000 kuub gas of 10 miljoen kilowattuur stroom per jaar gebruiken. Ze moesten voor 1 december 2023 een rapport presenteren over de maatregelen die ze kunnen nemen om energie te besparen. Dat is een nieuwe verplichting, nadat het demissionaire kabinet had besloten om de energiebesparingsplicht uit te breiden.
Maar een half jaar na de deadline heeft meer dan de helft van de naar schatting vierduizend energie-intensieve bedrijven dit onderzoek nog niet uitgevoerd, laat staan dat ze zijn begonnen met het uitvoeren van de verplichte maatregelen. Het betekent dat de uitstoot waarschijnlijk nog veel verder omlaag kan bij fabrieken en andere energie-intensieve bedrijven. De exacte hoeveelheid is niet in beeld, doordat bedrijven zich niet aan de onderzoeksplicht hebben gehouden.
‘Meteen waarschuwing sturen’
“Heel opmerkelijk”, noemt energie-expert Kees van der Leun van adviesbureau Common Futures dat. Hij constateerde in 2022 al eens dat er nog veel mogelijkheden tot energiebesparing zijn in het Nederlandse bedrijfsleven. Hij snapt niet dat bedrijven wegkomen met het negeren van deze plicht.
“Je moet eens proberen te laat belasting te betalen, dan krijg je gelijk een aanmaning en een boete”, zegt hij. “Als zo’n onderzoek op 1 december 2023 ingediend moet zijn, dan stuur je toch op 2 december een brief dat hij niet is ontvangen? Met de boodschap: ‘Je hebt nog vier weken de tijd en anders volgen er sancties.'”
Zo’n vaart loopt het nu niet. De 28 regionale omgevingsdiensten van Nederland moeten toezicht houden op naleving van de energiebesparingsplicht. Maar voor die omgevingsdiensten is dit maar een klein deel van het werk. Ze gaan ook over allerlei milieucontroles en vergunningen, en hebben het toezicht op energiebesparing pas in de afgelopen jaren volledig in handen gekregen.
‘Niet goed genoeg’
Een woordvoerder van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat noemt de naleving van de energiebesparingsplicht “niet goed genoeg, maar wel verbeterd”. Hij zegt dat het ministerie er bij de omgevingsdiensten op aandringt dat ze in actie komen.
Maar de capaciteit daarvoor is beperkt. Met geld van de Rijksoverheid kon elke omgevingsdienst gemiddeld drie mensen aannemen om het toezicht op de energiebesparingsplicht uit te voeren. Elke omgevingsdienst moet duizenden bedrijven in de gaten houden, waaronder gemiddeld ongeveer 150 van de meest energie-intensieve.
In anderhalf jaar tijd voerden de omgevingsdiensten enkele honderden controles uit bij deze grootste energieverbruikers, blijkt uit landelijke cijfers. Maar bedrijven die het verplichte energiebesparingsonderzoek een half jaar na de deadline nog niet hebben uitgevoerd, lijken niet direct te hoeven vrezen voor handhavers op de stoep.
Bedrijf wordt er zelf beter van
Dat veel bedrijven niet meewerken aan de energiebesparingsplicht is opmerkelijk, omdat ze er zelf ook van profiteren. Wie één keer investeert in het isoleren van buizen of het vervangen van ouderwetse lampen, heeft die investering na enkele jaren alweer terugverdiend. “Het is enorm de moeite waard”, zegt Van der Leun. “Uiteindelijk worden die bedrijven er ook financieel beter van.”
Het is “een raar verhaal” dat de animo voor energiebesparing bij veel bedrijven beperkt is, vindt ook duurzaamheidseconoom Casper Burgering van ABN AMRO. “Dat zijn zaken die je morgen al kan implementeren. Daar hoef je niet over na te denken.”
Volgens Van der Leun willen veel fabrieksdirecteuren graag investeren in energiebesparing, maar houden internationale hoofdkantoren hun hand op de knip. “In de praktijk wordt bij energiebesparing vaak een criterium gehanteerd van één of hooguit twee jaar terugverdientijd”, hoort hij van Nederlandse managers. “Dat is toch gek. Het rendement van een maatregel die na drie jaar is terugverdiend, is ook nog hoog.”
Juist daarom is het volgens Van der Leun ook belangrijk dat energie besparen wordt verplicht, én dat die plicht wordt gehandhaafd. “Het versterkt uiteindelijk het bedrijfsleven, het verlaagt onze emissies én het verlaagt onze afhankelijkheid van fossiele importen. Dit verdient een heel hoge prioriteit, met name ook de handhaving.”