Al jaren zijn tweedehandskledingwinkels populair en ook steeds meer modemerken doen mee aan die trend. Ze verkopen hun eigen kleding ook tweedehands. Ze laten klanten de gedragen kleding terugbrengen in ruil voor bijvoorbeeld een waardebon en verkopen de kleding vervolgens op hun eigen site.
Zo breidde een grote speler als Zara eind vorig jaar het “pre-loved”-platform uit naar zo’n tien landen, waaronder Nederland. Ook H&M verkoopt eigen gedragen kleding, evenals Zalando, Tommy Hilfiger, Fabienne Chapot, Studio Anneloes en meer.
Bedrijven zien de nieuwe activiteit als belangrijk onderdeel van hun ‘duurzaamheidsstrategie’. Tegelijkertijd willen ze ook profiteren van de snelgroeiende tweedehandskledingmarkt.
Het komt niet als een verrassing, zegt Thomas Bauwens. Hij is verbonden aan de Erasmus Universiteit en houdt zich bezig met circulaire economie. “Vintage is cool, het is een groeiende markt en consumenten zijn ook meer bezig met duurzaamheid en daar spelen kledingmerken graag op in.”
‘Viezig imago’
Kledingmerk G-Star startte een half jaar geleden een “pre-owned”-platform in Nederland, waarop het sindsdien een paar duizend kledingstukken verkocht. “Het is niet een initiatief waar we enorm rijk van worden”, vertelt Suzanne de Jong van G-Star. “Want er moet een hoop gebeuren met de kleding voordat die weer de markt op kan. De verwachting is wel dat het steeds groter gaat worden in de toekomst.”
De Jong zegt dat er nog veel te veel kleding wordt weggegooid en deze initiatieven dus hard nodig zijn. “Tweedehandskleding heeft een beetje een viezig imago, maar het wordt bij ons dus helemaal professioneel gereinigd en klaargemaakt voor de verkoop, waardoor het eigenlijk weer als nieuw is.”
Fast fashion
Willemijn Rooijmans van de Schone Kleren Campagne vindt het aanbieden van eigen tweedehandskleding een goed initiatief, maar zet nog vraagtekens bij de effectiviteit. “Het lijkt op het eerste gezicht prima, maar aan de andere kant wordt de productie elk jaar weer hoger. Nu worden er jaarlijks 100 miljard kledingstukken geproduceerd. Je kan dan tegelijkertijd investeren in circulariteit, maar wat levert dat onder de streep dan eigenlijk op?”
Daarnaast stelt Rooijmans de vraag hoe bruikbaar de kleding nog is. “Veel producten van fast fashion zijn gemaakt om kort te dragen. Dus de vraag is hoe goed het nog te gebruiken is.” Ze benadrukt dat de achterkant van het proces op orde moet zijn, en dan niet alleen de verduurzaming, maar ook de arbeidsomstandigheden. “Miljoenen kledingarbeiders werken nog steeds onder erbarmelijke omstandigheden.”
Ook expert Bauwens twijfelt of de nieuwe manier van verkopen voldoende invloed zal hebben. “Tweedehandskleding is duurder, bedrijven moeten de kledingstukken ook weer ‘verkoopbaar’ maken. Denk daarbij aan het controleren en reinigen van kledingstukken en daarvoor heb je ook personeel nodig.”
Het aanbieden van nieuwe kleding is volgens Bauwens voor veel merken dan ook goedkoper. Maar hij ziet ook potentie. “De industrie wordt overspoeld met fast fashion: goedkope kleding van lage kwaliteit, daarom is de tweedehandskledingmarkt wel een duurzame keuze, maar ik betwijfel of het ook economisch rendabel is.”